Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.
Voorzitter Embuild Vlaanderen
Karl Neyrinck
Directeur-generaal Embuild Vlaanderen
Caroline Deiteren
CEO Buildwise
Olivier Vandooren
Voorzitter Buildwise
Thomas Scorier
Initiative Summary
Flanders Build gaat voor een revolutie in bouwinnovatie

1 De Belgische kust | Belgium.be

2 https://www.belgianoffshoreplatform.be/  Offshore windparken vertegenwoordigen momenteel een geïnstalleerd vermogen van 2.262 MW in de Belgische Noordzee. Ze kunnen gemiddeld 8 TWh groene stroom per jaar opwekken, of ongeveer 10% van de totale elektriciteitsvraag in België. Tegen 2030 moet dat verdrievoudigd worden tot 6 GW, zodat ieder Belgisch gezin voorzien kan worden van Noordzee-stroom. Tegen 2040 staat een verdere uitbreiding tot 8 GW gepland.

3 https://www.belgianoffshoreplatform.be/ Tegen 2030 moet dat verdrievoudigd worden tot 6 GW

4 Special report 22/2023: Offshore renewable energy in the EU (europa.eu)   

5 6 GW offshore wind in de Belgische Noordzee: goed voor de economie en voor het klimaat – Belgian Offshore Platform

6 roadmap_hernieuwbare_energie_2022r_annex.pdf (blauwecluster.be)

Ons land heeft een kustlijn van amper 65 kilometer1 die dan nog aan de drukst bevaren zee van heel de wereld ligt. Toch zijn er op dit kleine gebied offshore windparken geïnstalleerd die vandaag 10% van de totale elektriciteitsvraag2 in ons land opwekken. De komende jaren staan verdere uitbreidingen gepland die dit percentage moeten verdrievoudigen3. Ons land staat daarmee op de vierde4 plaats op vlak van geïnstalleerde capaciteit per inwoners in Europa en op de vijfde plaats in de wereld. Een indrukwekkende evolutie voor de relatief jonge sector die de offshore windindustrie nog maar is. Op enkele jaren tijd is ze sterk gegroeid en een belangrijke, industriële speler geworden. De eerste windmolens op zee werden pas in 2009 geplaatst. 

De snelle en succesvolle ontwikkeling van de offshore windindustrie kan een voorbeeld zijn voor alle Vlaamse sectoren. Niet in het minst voor de bouwsector, die ervaring heeft met de constructie van hernieuwbare energietoepassingen op land en op zee en ook via de waterbouwers en baggeraars belangrijke linken met de sector heeft. Door het opwekken van groene stroom, zorgen de grote windturbines er mee voor dat de klimaatdoelstellingen voor ons land worden gehaald. Ook economisch is er een belangrijke impact. Het gaat over voornamelijk Vlaamse bedrijven die tegen 2030 1,3 miljard5euro bijkomende toegevoegde waarde per jaar creëren. Ze zijn zodanig voorloper in hun domein geworden, dat ze ondertussen ook wereldwijd de leiding nemen bij het ontwikkelen van windindustrie.

De sector van de offshore windindustrie wordt getrokken door enkele zeer innovatieve bedrijven. Om te leren van hun successen en dit door te trekken naar de rest van de bouwsector, is het echter belangrijk om te wijzen op de context waarbinnen zij hebben kunnen groeien. Zo valt op dat er binnen het ecosysteem zeer nauw wordt samengewerkt tussen verschillende schakels in de keten. Ontwerpers, bodemonderzoekers, producenten van funderingen en transitiestations, waterbouwers, onderhouds- en monitoringbedrijven, kennisinstellingen enz. Ze werken nauw samen voor de bouw en later bij de uitbating van offshore windparken. Gezien de agressieve omstandigheden (zoute omgeving, grote temperatuurvariaties, windbelasting enz.) waarin deze windmolens gebouwd moeten worden en opereren, waren en zijn er heel wat uitdagingen waar innovatieve oplossingen voor moeten bedacht worden. De steun van de Vlaamse overheid, via o.a. VLAIO en FIT, is dan ook zeer belangrijk voor deze sector. De Blauwe Cluster is bijv. sinds 2018 erkend als zesde speerpuntcluster in Vlaanderen en ondersteunt Vlaamse bedrijven bij het opzetten van partnerschappen met andere bedrijven, kenniscentra en overheden om innovatieprojecten te ontwikkelen en later ook te commercialiseren. Via de Roadmap Hernieuwbare Energie6 draagt deze cluster ook nu nog actief bij tot het versterken van dit ecosysteem en het behoud van dit leiderschap.

1. De Vlaamse offshore windindustrie: een inspirerend voorbeeld voor de hele bouwsector 
  • Er komen nieuwe, transversaal inzetbare sleuteltechnologieën en specifieke megatrends op de sector af. In een studie van het Buildwise Visiecomité werd hier uitgebreid op ingezoomd20. Het zeer actuele voorbeeld van Artificiële Intelligentie en het stijgende belang van datacaptatie en data science illustreren dit punt perfect. Maar ook de toenemende digitalisatie is een trend waar niemand aan ontsnapt. Die brengt ook belangrijke uitdagingen op vlak van Cyber Security met zich mee. Digital Twinning en verdere industrialisatie zijn evoluties die onze sector diepgaand zal beïnvloeden. Ook inzet van onder meer imaging technologies, additive manufacturing, robotica enz. zullen extra mogelijkheden bieden. De technologieën en trends zijn geen doel op zich, maar ze kunnen wel bijdragen tot een meer performante sector. En ze hebben ook implicaties voor de sector, zoals potentiële verschuivingen in de waardeketen en een stijgend belang van ecosysteemdenken en co-creatie.

 

7 Vlaanderen Circulair whitepaper circulair bouwen.pdf (vlaanderen-circulair.be)

8 Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) - SEB | Routekaart schoon en emissieloos bouwen (opwegnaarseb.nl)

9 Wat is het? - Vlaanderen Circulair Bouwen (vlaanderen-circulair.be) 

10 Jaarevolutie van de btw-plichtige ondernemingen | Statbel (fgov.be)

11 Omzet en investeringen | Statbel (fgov.be)

12 Omzet en investeringen | Statbel (fgov.be)

13 https://bestat.economie.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=04705e27-ff33-4088-8d5c-ac40974e8fa3

14 De sector in cijfers (febelcem.be)

15 Buitenlandse handel - overzicht (nbb.be)

16 De Smedt, L., & De Wispelaere, F. (2024). Unravelling the subcontracting chain in constructions works. Declaration of works in immovable property in Belgium. 

17 231120_Embuild-Memorandum_EU_NL_2023_V3.pdf (samenbeterbouwen.be)

18 Mario Draghi, The future of European competitiveness – A competitiveness strategy for Europe, September 2024. Zie ook: Enrico Letta, Much more than a Market - Speed, Security, Solidarity – Empowering the Single Market to deliver a sustainable future and prosperity for all EU citizens, April 2024

19 Political Guidelines for the Next European Commission 2024-2029, Ursula von der Leyen, 18 juli 2024.

20 https://visie.buildwise.be/wp-content/uploads/2023/04/31400_nl_unprotected_trend_en_impactanalyse_van_de_bouwsector.pdf

  • Eveneens vanuit de Europese Unie worden verschillende duurzaamheidsvereisten opgelegd die de bijdrage van de bouwsector aan de Green Deal en de digitalisering vastleggen. Als gevolg van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) moeten grote bouwbedrijven (en hun onderaannemers) verplicht rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. Dataverzameling speelt daarin een belangrijke rol. Investeerders worden op die manier aangemoedigd om in duurzame bedrijven en processen te investeren. Bedrijven die daar slim op inspelen en hun impact verminderen of zelfs positief maken, en dit ook aantonen, zullen daar een duidelijk competitief voordeel bij halen, niet alleen in eigen land, maar ook internationaal.

 

  • Onder meer als gevolg van het Draghi rapport18 is te verwachten dat de Europese Unie verdere stappen zal ondernemen om het vrij verkeer van mensen, goederen, diensten en kapitaal te versterken, ook in de bouwsector. De nieuwe politieke richtlijnen voor de Europese Commissie 2024-2029  van Ursula von der Leyen19 bevestigen dit met een pleidooi voor een nieuw momentum om de eenheidsmarkt te vervolledigen. Een verdere eenmaking van regelgeving en standaarden die verbonden zijn aan het bouwproces, zal tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de Vlaamse bedrijven, maar zal tegelijkertijd de Europese concurrentie stimuleren.

  • Internationaal neemt de concurrentie vanuit andere landen en zelfs continenten toe. De Europese bouwsector wordt geconfronteerd met een toenemend aantal gevallen waarin vermoedelijk gesubsidieerde bedrijven (voornamelijk Chinese staatsbedrijven) grote infrastructuurprojecten toegewezen krijgen tegen prijzen waar geen enkel Europees bouwbedrijf tegenop kan. In de afgelopen twintig jaar is de omzet van Chinese bouwbedrijven in het buitenland verviervoudigd van 7% naar 28%17, ten koste van Europese spelers. De concurrentievoorwaarden voor deze bedrijven hebben in sommige landen veel bouwbedrijven gedwongen de markt helemaal te verlaten en strategische infrastructuurprojecten af te stoten.

  • Om betaalbaar wonen voor elke Vlaming te realiseren, moeten er – binnen het kader van de bouwshift – extra woningen worden bijgebouwd. Tussen nu en 2035 zijn zo’n 239.000 extra woongelegenheden nodig om de groei aan huishoudens op te vangen. Daarnaast heeft onze regio een sterk verouderd woningpatrimonium. Naast op maat aangepakte renovaties moeten er tot 240.000 slechte woningen worden gesloopt en heropgebouwd. Ook zal de vraag naar woningen zonder domicilie (studentenkoten, tweede verblijven, woningen voor arbeidsmigranten enz.) verder toenemen tot minimaal 30.000. In totaal hebben we dus een half miljoen nieuwe en heropgebouwde woningen nodig op een periode van 10 jaar, om het woningaanbod en de betaalbaarheid te kunnen blijven waarborgen.   

  • Om Vlaanderen weerbaar te maken tegen klimaatverandering, zijn aanzienlijke ingrepen en investeringen vereist in infrastructuur, waterwegen en gebouwen, zowel in stedelijke omgevingen als in buitengebieden. Zo moeten de stedelijke inrichting, straten, pleinen en rioleringen bestendig gemaakt worden tegen extreme weersomstandigheden, moeten er wachtbekkens aangelegd worden, gebouwen en kernen beschermd, collectieve hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen worden aangelegd, dijken versterkt, bomen en ander groen worden aangeplant en onderhouden in een beperkte ondergrond enz. Ook om onze mobiliteit vlot te trekken en onze, soms verouderde, infrastructuur te onderhouden en te moderniseren, zijn heel wat infrastructuur- en wegenwerken nodig. 

  • Om tegen 2050 tot een circulaire economie te komen, moet de omslag gemaakt worden naar een zo laag mogelijk (rationeel) verbruik van grondstoffen, materialen, energie, water en ruimte en de kleinst mogelijke impact op het leefmilieu. Momenteel is de bouwsector verantwoordelijk voor een derde van het waterverbruik en 50% van de materiaalstromen9. Een verdere omslag naar circulair bouwen is dus cruciaal. Dit raakt alle aspecten van het bouwen, gaande van het ontwerpen tot het daadwerkelijk bouwen en uiteindelijk renoveren, demonteren of slopen van het gebouw of de infrastructuur. Industrialisatie, digitalisatie, modulariteit, veranderingsgericht bouwen, levensduurverlenging, circulaire en biogebaseerde materialen en natuur-inclusief bouwen, dragen daar allemaal toe bij.

  • Het behalen van de klimaatdoelstellingen: De bouwsector is momenteel verantwoordelijk voor 40% van de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 en 50% van het energieverbruik7. Ook de productie en het transport van bouwmaterialen zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk percentage van de wereldwijde CO2-uitstoot. Bouwmaterialen en het bouwproces moeten dus fundamenteel veranderen. Tijdens de bouwfase wil men de werven en het werfverkeer ook zoveel mogelijk emissievrij maken. In Nederland noemt men dit Schoon en Emissieloos Bouwen8.  Tegelijk moet er een renovatiegolf over Vlaamse gebouwen rollen. Jaarlijks moet meer dan 3% van het woningenbestand energetisch gerenoveerd worden en moet verder omgeschakeld worden naar duurzame, fossielvrije verwarming (o.a. zonnepanelen en warmtepompen).  

Bouwen, slopen, heropbouwen, aanleggen, renoveren, aanpassen: de bouwsector kan een oplossing bieden voor heel wat van de belangrijke, maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen. De economische component mag echter ook niet uit het oog verloren worden. De Vlaamse bouwsector is nu reeds een grote en belangrijke speler voor het economisch weefsel in Vlaanderen. Met meer dan 100.00010 bedrijven bedroeg de totale omzet in 2023 zo’n 70 miljard euro11. De sector staat daarmee voor 8,5%12 van de totale economie. De bouwbedrijven namen in hetzelfde jaar zo’n 2,6 miljard euro bedrijfsinvesteringen voor hun rekening. Hun aandeel in het totaal aantal bedrijfsinvesteringen komt zo op 8%. De sector zorgt ook voor heel wat werkgelegenheid: Ze stelt zo’n 92.600 arbeiders, 34.500 bedienden en 24.000 zelfstandigen tewerk. Deze cijfers en percentages hebben overigens enkel betrekking op aannemingsbedrijven. Zij zijn een onmisbare schakel in een ruimere keten waarbij ook andere sub-sectoren betrokken zijn, zoals architecten- en ingenieursbureaus, technologie- en softwarebedrijven die slimme technische installaties ontwerpen, bouwmaterialen- en systeemproducenten enz.

De Vlaamse bouwsector vandaag is zeer divers wat betreft de grootte van de ondernemingen. Slechts een kwart van de bedrijven heeft zelf personeel in dienst. De grote meerderheid zijn dus zelfstandigen (ZZP’ers). Minder dan 1%13 van de bouwbedrijven kan zich een relatief grote onderneming noemen, met meer dan 50 werknemers op de payroll. Bouwbedrijven zijn slechts beperkt internationaal actief. Minder dan 10% voert werken uit in het buitenland. Daarbij gaat het niet altijd over een verdere strategische uitbouw van de activiteiten, maar eerder over het volgen van een goede klant om in een ander land een project voor die klant uit te voeren. De uitvoer van de bouwsector, zeker in vergelijking met andere sectoren, is dan ook eerder laag14. Alhoewel de omzet van de bouwsector 8,5% bedraagt van de totale economie, bedraagt de export slechts 0,3%15. Ook inzake productiviteit kan de bouwsector nog grote stappen voorwaarts zetten.

De bouwsector is dus voornamelijk op werken in het eigen land gericht. Dit geldt omgekeerd ook. Er komt weinig concurrentie vanuit het buitenland. Een recent rapport van het HIVA maakte een analyse van het land van vestiging van de hoofd/onderaannemers die gerapporteerd worden in de aangiften van werken. Daaruit blijkt dat - bij werken voor een bedrag van minimaal 500.000 euro - bijna alle hoofdaannemers (97%) in België zijn gevestigd16. Bij de onderaannemers bedraagt het aandeel binnenlandse ondernemingen nog steeds 78%, terwijl 22% in het buitenland is gevestigd. Daarbij moet echter voor ogen worden gehouden dat dit buitenlandse onderaannemers – voornamelijk uit Polen – zijn die uit eigen initiatief door onze bedrijven worden ingeschakeld, vaak omwille van de krapte op de arbeidsmarkt binnen Vlaanderen.

De Vlaamse bouwsector is met haar binnenlands karakter niet uniek binnen Europa. Er zijn echter verschillende evoluties gaande die de sector de komende periode kunnen openbreken. Het is essentieel dat de sector zich hier tijdig op voorbereidt en tegen wapent.

Het succes van de Vlaamse offshore windindustrie kan overgedaan worden binnen de hele Vlaamse bouwsector. Er ligt immers nog een enorm potentieel om, door middel van innovatie, belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, een extra groeimotor op onze economie te zetten én Europese leiders, of zelfs wereldspelers, te worden.

Zo is het de opdracht van de Vlaamse bouwsector om, vanuit een missie gedreven aanpak, voor oplossingen te zorgen in de volgende domeinen.

2. De Vlaamse bouwsector vandaag: een belangrijke economische en maatschappelijke speler met potentieel 

21 Miscanthus Beton maakt de bouw en infra circulair - SMARTCirculair 

22 Wilgen, hennep en enzymes halen PFAS uit bodem en grondwater in uniek saneringsproject | VILT vzw 

23 Uiteraard zijn er nog andere technieken mogelijk. Via https://kis.vlaanderen.be/oproep-2024-1/ kunnen er een aantal geïdentificeerd worden die momenteel onderzocht worden.

24 https://www.landbouwleven.be/16545/article/2023-04-21/industriele-hennep-als-grondstof-voor-nieuwe-generatie-bouwmaterialen

25 Beleidsplan moet bio-economie verankeren in Vlaanderen | Departement EWI (ewi-vlaanderen.be)

26 https://www.empa.ch/web/s604/mining-the-atmosphere-peter-richner

27 https://zirkulit.ch/fr/

28 https://www.vlaanderen.be/sociaal-woonbeleid/sociale-woningen/realiseren-of-renoveren-van-sociale-woonprojecten/private-samenwerkingen/modulair-wonen-2023-mw2023

3. Snel en betaalbaar wonen door modulair te bouwen 

In Vlaanderen hebben we een immense uitdaging op het vlak van betaalbaar wonen. Tweeverdieners die een nieuwe woning willen kopen en daarvoor een hypothecaire lening aangaan, moeten 37% van hun inkomen aan wonen besteden. Daarmee dekken ze de maandelijkse aflossingslast en de gas- en elektriciteitskosten. Voor huurders is de situatie nog penibeler. Alleenstaande huurders moeten de helft van hun inkomen voor woonlasten (huur en energiekosten) reserveren. De betaalbaarheidsproblemen hebben meerdere oorzaken, gaande van de vergunningsproblematiek in Vlaanderen, de stand van de hypothecaire rente en de hoge bouwkosten. De prijzen voor bouwmaterialen zijn tussen november 2021 en medio 2023 sterk gestegen en de lonen van de bouwarbeiders zijn geïndexeerd om de inflatie te volgen.

De betaalbaarheidsproblemen brengen heel wat maatschappelijke uitdagingen met zich mee als je weet dat de Vlaamse huishoudens de komende 10 jaar zo’n half miljoen nieuwe woningen nodig hebben (zie hierboven). De bouwsector moet dus oplossingen bieden om deze noden binnen de bestaande budgetten te realiseren en daarbij ook tegemoet te komen aan de bouwshift. Tegen 2040 mag er geen bijkomende open ruimte worden aangesneden. Nieuwe wooneenheden worden dus het best gerealiseerd in een context van verdichting en verkerning. Dit brengt zowel op vergunningsvlak als bouwtechnisch verschillende complexiteiten met zich mee.

Toch ligt ook hier weer een opportuniteit voor de sector. Wereldwijd is het industrieel en modulair bouwen immers in opgang. Standaardmodules of onderdelen worden off-site geconstrueerd om ze zeer snel in elkaar te zetten op de werf. Deze aanpak brengt allerlei voordelen, zoals een snellere bouwtijd, verhoogde kwaliteit, het uitsluiten van faalkosten, een vermindering van het gebruik van bouwmaterialen, lagere energiekosten enz. Hieruit volgt een betere betaalbaarheid. De markt van het industrieel modulair bouwen zal de komende vijf jaar dan ook stevig groeien.

Daarbij zijn Aziatische en Amerikaanse bouwbedrijven zich zeer sterk aan het ontwikkelen, maar ook in Europa en Vlaanderen is er een markt ontstaan. Zo sloot Wonen Vlaanderen voor een periode van 4 jaar een raamovereenkomst af met drie Vlaamse bouwbedrijven voor het ontwerp en de bouw van 5.000 à 7.000 modulaire woningen, maar ook op de particuliere markt verhoogt de interesse28. Ook in de renovatiecontext ziet men industriële en modulaire oplossingen meer en meer toegepast worden.

Vlaamse bouwbedrijven kunnen daarbij een competitief voordeel opbouwen ten aanzien van mogelijke buitenlandse concurrenten. De Vlaamse consument heeft immers een hoog eisenpakket met betrekking tot zijn of haar woning. Banale blokken en eenheidsworst maken geen kans. Men wil stijlvolle en kwalitatieve woningen en leefbare wijken, met ontmoetingsplaatsen, lokale handel en plaats voor fauna en flora. Om dit te realiseren, moeten echter heel wat obstakels bij het verkennen en verdichten worden overwonnen. Die stellen zich zowel op regelgevend als op technisch vlak. Kernen zijn bijvoorbeeld gevoeliger aan wateroverlast en overstromingsrisico. In het licht van de Natuurherstelwet en om tot een leefbare omgeving te komen, moeten zowel het water als het groen meer plaats krijgen, ook in de kern. Tegelijk moeten alle nutsvoorzieningen worden aangelegd en voorzien zijn op de elektrificatie en moet iedereen zich vlot kunnen verplaatsen tot in, en terug naar buiten de kern. Aan al deze vereisten op een kostenefficiënte manier voldoen: dat is de uitdaging die we in Vlaanderen moeten overwinnen.

2. De Einsteintelescoop als katalysator voor circulair beton  

In het grensgebied van Nederland, België en Duitsland worden volop voorbereidingen getroffen voor de komst van de Einsteintelescoop. Dit project van wereldklasse moet de wetenschap in staat stellen om zwaartekrachtgolven te meten en zo onder meer het geboorteproces van zwarte gaten, de structuur van neutronensterren en de aard van het heelal direct na de oerknal te bestuderen. Als dit observatorium effectief op het drielandenpunt komt – die beslissing wordt pas de komende jaren genomen - katapulteert de regio zich naar het centrum van de internationale natuur- en sterrenkunde.

Ook voor de Vlaamse bouwsector biedt de mogelijke constructie van de Einsteintelescoop een ongelooflijke kans. Bovengronds zal er nauwelijks iets van het observatorium te zien zijn, maar 250 tot 300 meter onder het aardoppervlak moet een technisch hoogstandje worden gerealiseerd in de vorm van drie gangen van elk 10 kilometer lang, die samenkomen in ondergrondse kathedralen. Men zal gebruik moeten maken van de nieuwste inzichten op het vlak van tunneltechnologie, geologie, grondwater enz. en van de nieuwste technieken en tools om dit te realiseren. Daarbij speelt duurzaamheid een grote rol. De logistiek, het transport en het hergebruik van de uitgegraven materialen zijn al een uitdaging op zich. Maar ook de constructie zelf zal vernieuwing en innovatie stimuleren. Wil men immers voldoen aan de taxonomy regelgeving, dan moet 30% van het beton op basis van gerecycleerde grondstoffen geproduceerd worden. De kennis en het gebruik van circulair beton zal de komende jaren dus sterk moeten worden verhoogd om aan deze vereisten te voldoen.

De Einsteintelescoop zou zich zo voegen in een rijtje zeer grote infrastructuurprojecten waarmee de Vlaamse bouwsector een onschatbare expertise opbouwt die internationaal gevaloriseerd kan worden. Denk ook aan o.a. de Oosterweelwerken (de werf van de eeuw, ook op wereldschaal) en de realisatie van het nieuwe getijdendok in de haven van Antwerpen. Dergelijke grote infrastructuurprojecten zorgen daarenboven voor spillover van innovaties naar de dagdagelijkse bouwpraktijk. De Vlaamse bedrijven die zich met deze projecten en expertise op de kaart kunnen zetten, kunnen daarmee naar het buitenland trekken om daar gelijkaardige zaken te gaan verwezenlijken.

1. De bouw kan de grootste opslagplaats voor CO2 ooit worden 

Een belangrijke sleutel voor het verminderen van de negatieve impact van bouwen, ligt in het aanpakken van de materialen. Door meer te gaan recycleren en hergebruiken, maar ook door biogebaseerd te gaan bouwen. Biogebaseerde materialen zijn volledig of gedeeltelijk gewonnen uit biomassa, d.w.z. materiaal van biologische oorsprong, zoals planten, bomen, dieren, micro- en zeeorganismen en algen. De grondstof kan dus op natuurlijke wijze en op korte termijn terug groeien en in tegenstelling tot minerale grondstoffen uit de natuur (zoals aardolie, zand, klei of steen) niet uitgeput geraken.

Biogebaseerd bouwen vindt meer en meer zijn ingang in de sector. Hout(skelet)bouw gaat natuurlijk al eeuwen mee, maar tegenwoordig is ook Cross Laminated Timber in opgang, waarbij hogere woongebouwen van tientallen verdiepingen hoog kunnen worden opgetrokken uit tegen elkaar gelijmde houtplaten. Daarnaast heeft onderzoek het mogelijk gemaakt om artificiële producten te vervaardigen uit natuurlijk gegroeide materialen. Vooral bepaalde grassoorten worden al veel gebruikt in de bouw. Denk bijvoorbeeld aan het supergewas Miscanthus dat groeit als kool en de energetische waarde heeft van steenkool. Dit rietachtige gewas kan na bewerking dienen als bouwmateriaal, papier, bioplastics of biobrandstof. Het kan zelfs dienen als granulaat in bio-gebaseerd beton21. Houtstof kan dan weer het uit aardolie afkomstige bitumen vervangen als bindmiddel in asfalt.

In Vlaanderen kan de grassoort hennep de komende jaren een vooraanstaande rol gaan spelen. Kalk-hennep blokken worden reeds als binnen- en buitenisolatie gebruikt, maar het potentieel is nog veel groter dan de huidige toepassingen. Door hennepvezels te mengen met mycelium (een schimmel) kunnen isolatieblokken worden geproduceerd die een groter isolerend vermogen hebben dan de huidige technieken. Als we er in zouden slagen dit proces te industrialiseren, kan zich een ecosysteem op gang trekken, met een ongeziene positieve impact op ons klimaat en milieu.

Het begint al bij de productie. Hennep haalt als gewas een enorme hoeveelheid CO2 uit de lucht, zo’n 50 keer meer dan wat bomen kunnen, terwijl het snel en in hoge dichtheden groeit. Daarnaast heeft het nog een heel belangrijke eigenschap: hennepplanten halen grote hoeveelheden PFAS en PFOS uit de grond, en slaan deze op in hun bladeren22. De planten hebben heel diepe wortels en die zuigen allerlei stoffen uit de bodem die er niet horen te zitten, van PFOS en solventen tot zware metalen en stookolie uit lekkende ondergrondse tanks. Als je weet dat er 1 miljoen hennepplanten op een hectare passen, besef je dat we hier te maken hebben met een krachtige natuurlijke saneringsoplossing. Na de oogst kunnen de vervuilde en schone delen van de plant gescheiden worden. De delen met PFAS worden vernietigd, de rest van het gewas kan veilig dienen als grondstof.

Vlaanderen heeft dus een gouden kans om de brede verspreiding van PFAS en PFOS om te zetten naar een specialisatie in natuurlijke sanering23. Alleen al in de haven van Antwerpen ligt er zowat 400 ha aan restgronden waar hennepteelt zou kunnen worden toegepast. Met 2 oogsten per jaar zouden die goed kunnen zijn voor een jaarlijkse reductie van 8 tot 12.000 ton CO224. Maar ook voor de landbouwsector kan hennep een mooie opportuniteit bieden. Industriële hennep moet immers door een landbouwer worden geteeld en het kan ook op de eigen gronden worden gebruikt, als rotatiegewas of zelfs als hoofdteelt. Het heeft weinig water nodig, vereist geen kunstmest en kan zo dicht ingezaaid worden dat onkruid geen kans krijgt.

De ambitie moet dus zijn om in Vlaanderen een ketenwerking rond bio-gebaseerde materialen op te zetten en zo voorloper te worden binnen dit domein. Met het beleidsplan Bio-economie25 zijn er al stappen gezet, maar het werk is verre van af. Omliggende landen (Nederland, Frankrijk) zitten niet stil. We hebben geen tijd te verliezen.

Niet alleen biomaterialen kunnen overigens CO2 opslaan. Ook bij andere materialen kan er gestreefd worden naar een negatieve koolstofvoetafdruk. En dat geldt ook voor beton. Via koolstofopvang uit de atmosfeer (in het Engels noemt men dat Carbon Capture) kunnen er bijv. kunstgranulaten gemaakt worden, die eens gebruikt in beton voor een langdurige opslag van CO2 in de structuur van gebouwen of infrastructuur kunnen zorgen26. Anderen hebben processen ontwikkeld waarbij CO2 via een chemisch proces opgeslagen wordt in betongranulaten27.

De toenemende globalisering en de maatschappelijke oplossingen die van de bouwsector worden verwacht, hoeven niet bedreigend te zijn. Deze context biedt net kansen. Er zijn verschillende opportuniteiten om met de Vlaamse bouwsector een grote maatschappelijke meerwaarde te creëren en tegelijk de sector economisch te doen groeien en zelfs te internationaliseren. Opportuniteit en noodzaak gaan hier hand in hand. De bouwsector moét mee; moet versnellen; moet voorsprong nemen, wil ze de nationale, Europese en internationale evoluties de baas blijven en de opkomende regelgeving en verdere vrijmaking van de handel en Europese markt aankunnen. Bedrijven en landen die als eerste een succesvolle oplossing bieden voor de steeds meer uitdagende duurzaamheidsvereisten, in combinatie met kostenefficiëntie, zullen daar hun voordeel bij doen.

Innovatie is daarbij cruciaal. De werking van de bouw kan fundamenteel veranderen en daarmee ook de rol die de sector in onze samenleving opneemt. En onze Vlaamse bedrijven kunnen deze revolutie trekken. Dat vereist wel dat we de komende jaren ook effectief tot voorlopers uitgroeien en de nieuwste producten, methoden en technieken ontwikkelen en inzetten om een deel van de oplossing te zijn en om in die oplossingen een voorsprong te nemen ten aanzien van andere landen. Dat kan, als we groot denken en open staan voor wat morgen allemaal mogelijk is. Met optimisme moeten we de transities van morgen nastreven.

Er zijn veel voorbeelden om dit te illustreren. We pikken er drie uit.

3. De Vlaamse bouwsector kan toonaangevend worden voor al haar domeinen 
  • Aanbod/ruimte om te wonen (vergunningenkader, bouwshift ...)

  • Bouwproces en bouwvormen (modulaire en aanpasbare woonvormen, co-housing ...)

  • Bouwkost (HSB, staalbouw, materialen en technieken, industrialisatie ...)

Betaalbaar

wonen

  • Data/informatie & decision support tools

  • Een aangepast, open en collaboratief bouwinnovatie ecosysteem

  • Een aangepaste norm- en regelgeving die innovatie in de bouw stimuleert en een systematische "technology watch"

Innovatie &

Ecosysteem

  • Ruimtelijke ordening, kernversterking en verdichting, leefbare stad

  • Milieu en duurzaamheid: stikstof, PFAS, asbest, bodem & grondverzet, SDG/CSR/ESR ...

  • Logistiek van de bouwplaats

Omgeving &

ruimte

  • Circulair bouwen (ontwerp, demontabel ...) & urban mining (reuse, recycling, upcycling, Einstein ...)

  • Green & biobased materials

  • Materiaalgebonden milieu-impact & carbon storage

Duurzame

grondstoffen

  • Klimaatvriendelijk/Net Zero op de bouwplaats

  • Net Zero Energie/CO2 gebouwen en renovaties & CCUS-potentieel in de bouw

  • Klimaatadaptatieve gebouwen en bouwwerken (blue deal en leven met water en droogte, resilience, nature based solutions, biodiversiteit, leefbare stad ...)

Klimaat &

energie

  • Ontwerp van de bouwplaats en optimalisatie van de werforganisatie

  • On- versus off-site industrialisatie en assemblage

  • Materialen- en afvalbeheer op de bouwplaats

Bouwplaats

  • Rendabele en productieve bouwsector (efficiënt proces binnen het bouwbedrijf)

  • Lokale supply chain & logistieke uitdagingen

  • Digitale sector, met toegevoegde waarde in Vlaanderen en daarbuiten

Bedrijven

  • Innovatie in Public Procurement (meer dan de prijs)

  • Kwaliteitsvolle (prestaties, 'compliance'), betaalbare (TCO) en goed onderhouden bouwwerken/woningen

  • Vergunningen (snelheid, digitalisatie ...), databanken (gebouwenbestand, paspoort ...) en contracten (DBFM, contracten en samenwerkingsvormen ...)

Klanten

  • Leiderschap in de sector (zowel voor GO, KMO als KO)

  • Voldoende én competent personeel

  • Welzijn op het werk, gezondheid en veiligheid

Mensen

  • Er is vandaag groot bewustzijn bij bouw- en installatiebedrijven over de cruciale rol van innovatie voor de toekomst van de sector.  

    Maar er blijft een kloof gapen tussen de beschikbaarheid van innovaties en de toepassing ervan in het werkveld. Er blijkt meer kennisverspreiding en ondersteuning nodig.

  • Bouwbedrijven die innovatie omarmen, zien maatschappelijke uitdagingen vooral als kansen en niet zozeer als bedreigingen.  

    Daarom kan het stimuleren van innovatie bijdragen tot een veerkrachtige en adaptieve sector.
      

  • Innovatie heeft een positieve impact op de bedrijfsvoering en -reputatie, marktpositie, de kwaliteit en de klantentevredenheid.  

    Innovatie leidt dus tot een brede waaier aan voordelen. Naast de technologische vooruitgang en economische baten, krijgen we een toekomstbestendige, veiligere en gezondere samenleving. Dat biedt een arsenaal aan troeven om terughoudende bedrijven over de streep te trekken en om beleidsmakers te overtuigen van nieuwe stimulansen voor bouwinnovatie.

  • Bouwbedrijven weten dat ze moeten innoveren om competitief en rendabel te blijven, maar de grote druk op de prijszetting en personeelstekorten vormen belemmeringen.  

    Bouwbedrijven staan open voor specialisatie, verbreding van de dienstverlening en meer differentiatie op de markt om competitief te blijven, maar er is behoefte aan een gebalanceerde aanpak die innovatie stimuleert, maar ook rekening houdt met de economische realiteit en de uitdagingen op de arbeidsmarkt.

  • Gebrek aan tijd en financiële middelen worden het meest als belemmeringen voor innovatie aangehaald.  

    Innovatie wordt nog als risicovol en duur beschouwd. Er blijkt nood te zijn aan financiële ondersteuning en incentives om innovatie te stimuleren, evenals aan betere methoden om de potentiële opbrengsten van innovatie te kwantificeren en te communiceren. Ook komt opnieuw de moeilijkheid naar voren om gekwalificeerd personeel te vinden voor het voorbereiden en uitvoeren van innovatie-investeringen.

  • De focus van bedrijven ligt op praktische, direct toepasbare innovatieve oplossingen die werkprocessen verbeteren en efficiëntiewinsten inhouden.  

    Er rest dus nog heel wat ruimte voor verdere digitale transformatie. Meer informatiedoorstroming, demoprojecten en ondersteuning blijken nodig. 

  • Bouwbedrijven zijn overtuigd van de groeikansen die de klimaat- en duurzaamheidstransities bieden.   

    De algemene positieve houding bij bouwbedrijven biedt een goede basis aan beleidsmakers om met ondersteunende initiatieven de duurzaamheidstransitie te realiseren. Wel lijkt er nood aan specifieke ondersteuning en innovatie om de overgang naar volledig emissievrije bouwplaatsen te faciliteren. 

  • Overheidsinvesteringen worden beschouwd als hefboom voor innovatie en groei in de sector.  

    Daarom lijkt het waardevol om te onderzoeken hoe regelgeving en overheidsinvesteringen beter kunnen worden ingezet om innovatie te stimuleren en de sector te ondersteunen bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen zoals betaalbaar wonen en duurzame stedelijke ontwikkeling. 

Maar in de praktijk blijkt dat de Vlaamse bouwbedrijven deze obstakels stap voor stap aan het overwinnen zijn. Embuild Vlaanderen heeft in april van dit jaar een online-enquête gehouden bij meer dan honderd leden over het belang en de rol van innovatie bij bouw- en installatiebedrijven. Daaruit kunnen de volgende conclusies getrokken worden.

  • De sector is zeer divers, met voornamelijk (zeer) kleine spelers. Ongeveer driekwart van de bedrijven zijn eenmanszaken. Het andere kwart bestaat voornamelijk uit kleine en middelgrote bedrijven. Zij kampen met heel wat obstakels om effectief innovatieve technologieën te gaan gebruiken of processen te veranderen. Kmo’s mogen dan wel veel creativiteit aan de dag leggen tijdens de bouw van kleinschalige projecten, met incrementele innovatie als gevolg. Ze slagen er echter moeilijk in om die innovatie op te schalen. 

  • Een bouwproces is over het algemeen complexer dan een industrieel proces. Bouwprojecten zijn veelal uniek, met specifieke eisen, locatie, omgevingsfactoren en klantenwensen. Dit vereist maatwerk en aanpassingen aan specifieke omstandigheden. Materialen en onderdelen moeten vaak ter plaatse opgebouwd, aangepast en/of geïnstalleerd worden, door verschillende actoren die met elkaar moeten samenwerken of hun timing op elkaar moeten afstemmen. Dit maakt het digitaliseren en industrialiseren van het bouwproces zeer uitdagend, vooral om op grote schaal toe te passen. 

  • De hoge kwaliteits- en veiligheidseisen laten een uiterst beperkte marge voor fouten of risico. Dit kan een drempel vormen voor innovatie, omdat innovatieve producten of methoden nog niet lang in gebruik zijn. Het is dan ook niet altijd duidelijk hoe ze presteren ten aanzien van de gangbare oplossingen en wie verantwoordelijk is voor falen. Dit vormt een drempel voor opschaling. Tegelijkertijd vormt het gebrek aan een juridisch kader een horde voor opschaling van innovaties. Het risicomijdend gedrag in de sector, onder meer gekoppeld aan de tienjarige aansprakelijkheid, maar ook bij de klanten versterkt de belemmering tot innovatie.

  • Regelgeving/normgeving en bijbehorende certificatie kan innovatie mogelijk maken, maar ook belemmeren. Vanwege veiligheidsrisico’s maar ook verantwoordelijkheden is de sector een van de sterkst gereguleerde sectoren in Europa. Op zich vormen regels, zeker als ze prestatiegericht zijn, geen belemmering voor innovaties, maar gebrek aan flexibiliteit in de toepassing of interpretatie kan dit wel zijn. Vooraleer een innovatie zijn plaats kan verzekerd zien, stroomt er veel water naar de zee. Het toetsen en de criteria kunnen pas ontwikkeld worden eens de innovatie gekend is.

  • De bouwketen bestaat naast de aannemers uit verschillende andere actoren, zoals architecten, ingenieurs, studiebureaus, ontwikkelaars, onderaannemers en leveranciers. Deze fragmentatie en het gebrek aan ketensamenwerking kan het gebruik van innovatieve technieken aanmoedigen, maar ook vertragen wanneer niet iedereen mee is of met complementaire systemen werkt. Het feit dat de keten ook projectgebonden samenwerkt, kan ook een barrière zijn. 

  • Een bedrijf dat innovatieve technieken wil introduceren en uitrollen moet de medewerkers in huis hebben die bereid zijn om daarmee te werken en daarvoor ook over de nodige competenties beschikken. Een deel van het personeelsbestand is daar vandaag niet klaar voor en gelet op de krapte op de arbeidsmarkt zijn de nodige profielen niet eenvoudig aan te werven. Kennisopbouw en kennisverankering zijn een basis om te kunnen innoveren, maar het is duidelijk dat het projectgebonden karakter van de bouw dit enigszins belemmert.

  • De marktvraag naar innovatieve bouwproducten of processen is niet altijd aanwezig. Zoals hierboven aangegeven, focust het merendeel van de opdrachtgevers zich nog steeds op de initiële prijs van een bouwproject. Gezien de meeste innovatieve producten of technieken nog niet breed ingang hebben gevonden, zijn ze niet opgeschaald en dus vaak duurder dan de gangbare oplossingen. De financiële opbrengsten op lange termijn zijn vaak nog niet zichtbaar. 

5. Bouwinnovatie tot bij de bedrijven brengen 

Een Toekomstpact voor de bouw kan alleen slagen als bouwinnovatie tot bij alle bedrijven kan worden gebracht. Zij vragen ook dat daar meer werk van wordt gemaakt. Het laatste decennium maken de bouw- en installatiesector steeds meer werk van proces- en diensteninnovatie. De sector is daarmee een heuse inhaalbeweging gestart. Dat was nodig. Ook internationaal gezien is de bouwsector immers één van de sectoren die traditioneel achterop hinken inzake digitalisering en het investeren van eigen middelen in onderzoek en ontwikkeling (Transition pathway for Construction, European Commission, 2023).

Daarvoor zijn verschillende oorzaken.  

4. Samenwerking binnen de brede bouwketen 

Samenwerking binnen de brede bouwketen wordt steeds belangrijker vanwege de groeiende complexiteit van bouwprojecten en de toenemende ambities op het gebied van duurzaamheid en innovatie. Moderne bouwprojecten vereisen vaak de integratie van uiteenlopende specialisaties, zoals architectuur, engineering, technologie, en duurzaamheid, waardoor samenwerking tussen diverse actoren cruciaal is. Een gecoördineerde samenwerking tussen de verschillende schakels in de bouwketen is dus nodig, van grondstofleveranciers tot slopers en afvalverwerkers.

Een randvoorwaarde om de Vlaamse bouwsector verder op de kaart te zetten, is dan ook om deze ketensamenwerkingen op te zetten en te stroomlijnen. Die kan er per domein anders uitzien. Om 30 kilometer circulair beton voor de Einsteintelescoop te voorzien, moet een intense samenwerking worden opgezet tussen de bouwheer, de architect, de studiebureaus, de aannemers en de betoncentrales. Met betrekking tot bio-gebaseerde materialen, zou een ecosysteem opgebouwd moeten worden met aanbieders van grondstoffen, verwerkers/producenten, certificeerders, architecten, ingenieursbureaus en de bouwsector. In andere gebieden van circulair bouwen, bijvoorbeeld met betrekking tot recyclage, zouden slopers en recyclagebedrijven veel meer van in het begin van het proces betrokken moeten worden. Om meer natuur-inclusief te gaan bouwen en meer groenblauwe dooradering in de steden te krijgen, zijn landschapsarchitecten en -aannemers cruciaal.  Zij komen nu vaak aan het einde van de rit in de ploeg, terwijl ze er integraal deel van moeten uitmaken.

3. Een coherente en doorgedreven visie en strategie   

Het Toekomstpact voor de Vlaamse bouwsector moet vorm geven aan een coherente en doorgedreven visie en strategie binnen de verschillende uitdagingen waarvoor de bedrijven staan. Daarbij kan samen worden afgelijnd welke specifieke uitdagingen zich stellen, wat de behoeftes zijn, welke onderzoeken er nog door de kennisinstellingen zouden moeten worden verricht, waar vooral economisch moet worden gestimuleerd, enz.

Samengevat is zo’n visie nodig op onderstaande deeldomeinen. Eens de visie vorm heeft gekregen, kunnen op deze basis missiegerichte en meerjarige innovatieprogramma’s uitgewerkt worden.

2. Het stimuleren van bouwinnovatie 

De Vlaamse bouwsector is een strategische sector en ze vraagt ook om als zodanig erkend te worden door de overheid. Hieruit volgt dat die overheid bouwinnovatie maximaal en zichtbaar zou moeten ondersteunen. Vandaag gebeurt dit in mindere mate, in vergelijking met de maakindustrie. Er is momenteel geen beleidsplan, speerpuntcluster of strategisch onderzoekscentrum dat zich specifiek op bouwinnovatie richt. Er zijn wel verschillende organisaties en kennisinstellingen die elk deelaspecten voor hun rekening nemen. Als collectief centrum profileert Buildwise zich bijv. zeer sterk als innovatie- en connectiecentrum waarbij ingezet wordt op adoptie van kennis door de sector. Ook het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW) en Volta streven vanuit een collectief perspectief naar innovatie binnen hun doelgroepen van de wegenbouw en de elektro-installatie. Anderzijds zit er bij universitaire onderzoekscentra en andere kennisinstellingen kennis of potentieel die de sector (nog) niet bereikt of die verder opgeschaald moet worden. Organisaties als MateriNex, Flux50, VITO/Energyville of Flanders Make bieden dan weer via deelaspecten van hun werking toegevoegde waarde aan de sector.

Echter, vanwege de integrerende rol van de bouw, die uiteindelijk zowel in de bedrijfswerking als bij de actie van het bouwen veel innovaties integreert, is het noodzakelijk om vanuit de noden en de specificiteit van de sector te vertrekken. Een overkoepelende structuur die zorgt voor afstemming, coördinatie, ambitieuze en missiegerichte innovatieprogrammawerking kan alle actoren verenigen en een grote bijdrage leveren in het bereiken van ambitieuze doelstellingen. Dergelijke structuur kan een impuls en een kader geven aan een innovatie-ecosysteem gericht op samenwerking en complementariteit ten dienste van de sector (in de brede zin), en via die weg aan de maatschappij.

Uit een recente studie van de VUB blijkt de positieve impact van bestaande Vlaamse speerpuntclusters zoals Flux50, De Blauwe Cluster en VIL. Zij dragen bij tot de productiviteit en innovatie van hun lidbedrijven. In de studie worden de uiteenlopende rollen geïdentificeerd die Vlaamse speerpuntclusters met succes opnemen. De voornaamste zijn ‘het verzamelen en coördineren van de stakeholders zoals bedrijven, kennis- en onderzoekorganisaties, publieke instellingen en kapitaalverstrekkers’; ‘het fungeren als katalysator en versneller binnen het innovatie-ecosysteem’; ‘het bevorderen van concurrentiekracht en groei’; en ‘het aanmoedigen van kennisontwikkeling en -deling in de cluster’.

Ook de bouwsector mag en moet als een topsector worden beschouwd die specifieke aandacht verdient. Vlaanderen kan zich daarbij spiegelen aan Nederland, waar ze recent beseft hebben dat ze in hun topsectorenbeleid de bouwsector over het hoofd hadden gezien. Ondertussen is die fout hersteld en hebben ze vanaf midden 2022 een Topconsortium voor Kennis en Innovatie Bouw en Techniek ingericht. Wij zijn ervan overtuigd dat ook Vlaanderen moet inzetten op een overkoepelend en specifiek topconsortium voor de bouw.

1. De bouwsector als top of mind bij de overheid 

Om toonaangevend te kunnen worden op wereldniveau, is de steun van de Vlaamse overheid onontbeerlijk. We roepen de Vlaamse regering op om met de sectororganisaties uit de brede bouwketen en hun partnerorganisaties een Toekomstpact voor de Bouw af te sluiten en daarin de krijtlijnen voor een ambitieus beleid vast te leggen. Samen kunnen we de toekomst van het bouwen in en vanuit Vlaanderen vormgeven. Het Vlaams Bouw Overleg Comité (VBOC) wordt nu jaarlijks georganiseerd en biedt een platform voor rechtstreeks overleg tussen alle Vlaamse ministers en de sectororganisaties Embuild Vlaanderen, Bouwunie, de organisaties van architecten, VBS-UPSI (de Beroepsvereniging van de Vastgoedsector) en ORI (de Organisatie van advies- en ingenieursbureaus). Hier kan de aanzet voor een Toekomstpact worden gegeven.

De overheden kunnen zelf ook de weg tonen op het vlak van bouwinnovatie. De Vlaamse overheid, haar verschillende departementen en agentschappen en de lokale besturen zijn belangrijke opdrachtgevers voor de sector. Op die manier hebben ze een cruciale hefboom in handen om transities in goede banen te leiden en bedrijven te stimuleren innovatieve oplossingen te bedenken. Zo kunnen duurzaamheidseisen, zoals energie-efficiëntie, de vermindering van de CO2-uitstoot en circulariteit, opgenomen worden in de gunningscriteria. De CO2-prestatieladder is een voorbeeld daarvan. Maar ook het stimuleren van het gebruik van BIM in opdrachten behoort tot de mogelijkheden. Dat biedt ook kostenvoordelen, blijkt uit een nog te publiceren studie van KPMG in opdracht van het Visiecomité van Buildwise, we citeren: “De uitvoering van het BIM-programma heeft het Verenigd Koninkrijk in staat gesteld om 20% te besparen op investeringen in 2013 ten opzichte van de benchmarks voor 2009/2010. Daarnaast is er ook vastgesteld dat dit een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan besparingen van 946 miljoen euro op bouwkosten in 2013/2014.

Ten slotte is het ook de taak van de overheden om de regelgevende drempels voor doorbraken in bouwinnovatie uit de weg te ruimen. Een klein voorbeeld met betrekking tot de bio-gebaseerde materialen en het potentieel van industriële hennep: dit gewas mag niet door iedereen worden verbouwd. Het moet door een landbouwer gebeuren en die moet elk perceel met hennep vóór een bepaalde datum melden aan de overheid, zodat die kan controleren of het inderdaad om de industriële soort gaat. Deze regels schrikken mensen en bedrijven met terreinen af en bestaan niet in die mate in de buurlanden. Hetzelfde met circulair beton. Terwijl buurlanden soepeler omspringen met normalisatie en certificatie, om zo de toepassingen van circulair beton aan te moedigen en de doorbraak ervan te stimuleren, kent ons land in vergelijking met de buurlanden meer stroefheid en rigoureuze normen. 

De offshore windindustrie is niet vanzelf op korte tijd uitgegroeid tot de speler die het vandaag is. Er is een heel ecosysteem van overheden en bedrijven op poten gezet om de juiste omstandigheden te creëren waarin de sector kon floreren. Ook voor de Vlaamse bouwsector als geheel moet een springplank worden gecreëerd, van waaruit de bedrijven zich kunnen lanceren.

4. Randvoorwaarden voor de doorbraak van bouwinnovatie 

De bouwsector staat dus voor heel wat economische, maar ook maatschappelijke uitdagingen waar zij de oplossing voor kan aandragen. Bouwinnovatie zou deze oplossingen versnellen en er mee aan kunnen bijdragen dat de sector toonaangevend wordt, ook buiten Vlaanderen. Om deze ambitie te realiseren, is politieke steun en een doorgedreven beleid noodzakelijk. Ook moet de sector zich in de brede zin – dus alle schakels van de bouwketen - verenigen om samen een visie en strategie te formuleren en alle bedrijven – groot en klein – mee te trekken. Daarnaast is er nood aan een katalysator om strategisch en toegepast onderzoek in en voor de bouw te stimuleren, zowel bij bedrijven als kennisinstellingen. Verder moet er nog meer dan vroeger ingezet worden op het tot bij de bedrijven brengen van innovaties in de vorm van vernieuwende producten, diensten, technieken en tools.

Embuild Vlaanderen en Buildwise willen daarom aan de wieg staan van het initiatief Flanders Build, een samenwerkingsverband binnen de brede bouwketen. De bedoeling is om binnen Flanders Build uiteindelijk de volgende actoren te verzamelen:

  • De sectororganisaties uit de brede bouwketen, dus naast Embuild ook de beroepsorganisaties voor architecten, vastgoedontwikkelaars, studiebureaus, materiaalverhuurders, slopers, gebouwenbeheerders enz.;

  • De collectieve onderzoeksinstellingen van de sector, naast Buildwise, dus ook OCW en Volta.

Flanders Build zal expliciet de steun zoeken van de in de bouw actieve bedrijven en van de Vlaamse overheid (via o.a. VLAIO en FWO). Er wordt gestreefd naar de betrokkenheid van en een samenwerking met de Vlaamse universiteiten en hogescholen. Ook de verschillende actoren die actief zijn in het (toegepast) onderzoek en de verspreiding van innovatie in de bouwketen, zoals VITO, Flanders Make, Energyville, Flux 50, de Blauwe Cluster, Materinex, Kamp C enz. zullen een belangrijke rol te spelen hebben in dit ambitieuze initiatief.  

De missie van Flanders Build is om: 

  • de verschillende actoren rond bouwinnovatie bijeen te brengen en tot een gezamenlijke en coherente visie en strategie te komen; 

  • de maatschappelijke en bedrijfsgebonden innovatiebehoeften in kaart te brengen; 

  • de rol van de bouwsector als technologie-integrator te versterken; 

  • samen met haar partners het onderzoek op doelgerichte wijze te coördineren, en de uitbouw van de onderzoekscapaciteit bij de partners te ondersteunen en te versterken, maar zelf geen bijkomende onderzoekscapaciteit uit te bouwen, om zo verdere versnippering van middelen te voorkomen;

  • de bestaande innovatiecapaciteit te inventariseren en gericht in te zetten op het voldoen aan zowel de maatschappelijk als de bedrijfsgebonden innovatiebehoeften. Daarbij ook de gepaste ondersteuning te mobiliseren, zodanig dat voor de partners en de betrokken bedrijven een win-win situatie kan worden gerealiseerd: sneller voldoen aan de maatschappelijke uitdagingen door enerzijds beleidsgericht onderzoek beter te focussen (bijv. versnelde oplossing voor de stikstof- en PFAS-problematiek, versnelde CO2-reductie) en anderzijds op een gerichte wijze de innovatiesnelheid bij de bedrijven te vergroten;

  • bouwinnovatie (producten, diensten, methoden en processen) te valoriseren door de kennis erover te verspreiden naar de bedrijven en hen te ondersteunen bij de implementatie ervan. Flanders Build zal ook inzetten op het opschalen en internationaliseren van Vlaamse bouwinnovatie.

Op deze manier zal Flanders Build bijdragen aan het realiseren van de verschillende maatschappelijke doelstellingen, zoals de klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen en het realiseren van betaalbaar wonen. Door de verbetering van de efficiëntie van het bouwproces en de verhoging van de productiviteit zal Flanders Build ook bijdragen tot een verhoging van de economische groei en een versterking van de competitiviteit. Uiteraard zal Flanders Build ook samen met alle partners bijdragen tot een meer aantrekkelijk imago van de sector, bij alle stakeholders, maar ook bij nieuwe, potentiële medewerkers en ondernemers.

De ambitie van Flanders Build is om na een korte opstartfase door te groeien naar een ambitieuze en door de Vlaamse overheid gesteunde organisatie voor een innovatieve bouw- en installatiesector in Vlaanderen.

5. Flanders Build als de katalysator voor bouwinnovatie